Niveau 2
Aan de hand van onderstaand schema had ik een goed beeld gekregen van hoe de ontwikkeling bij kinderen verloopt op de verschillende gebieden; lichamelijk, cognitief en sociaal-emotioneel. Hierdoor kun je ook rekening houden met waarom kinderen dingen wel of niet zullen begrijpen, voelen, zich kunnen inleven etc.
Ontwikkelingsschema
Hieronder staan een aantal belangrijke mijlpalen in de ontwikkeling van schoolkinderen in schema. [1] |
|
|
|
Lichamelijk |
Cognitief |
Sociaal-emotioneel |
4-6 |
Meer spierkracht, betere balans, en coördinatie, ook van de fijnere bewegingen zoals bij tekenen. Kind wordt slanker, links- of rechtshandigheid wordt duidelijk. Nieuwsgierig naar het eigen lijf en dat van anderen. Jongens en meisjes gaan gescheiden spelen. |
Flinke groei van de woordenschat en zinsbouw. Leert sorteren en ordenen, en wordt steeds beter in het, herkennen van vormen, kleuren, geluiden (rijm). Later ook: symbolen zoals letters en cijfers. Kan eenvoudige liedjes en opdrachten begrijpen en onthouden. Kan zich lang en goed concentreren op iets dat hem interesseert Wil ook zelf graag alles leren, weten en kunnen. |
Meer contact met anderen: sluit vriendschappen, en is steeds beter in staat zich te verplaatsen in de ander. Kan eigen emoties (blij, boos, verdrietig) herkennen en (enigszins) beheersen en zich aanpassen aan de situatie als dat nodig is. Begrijpt nog niet alles van de wereld om hem heen, en gebruikt fantasie om de ontbrekende kennis aan te vullen tot een „logisch‟ geheel: fantasie en werkelijkheid lopen door elkaar. Besef van een eigen ik. De wens om dingen zelf te doen en zelf te ontdekken. Straf en beloning maken duidelijk wat nu precies wel en niet mag. |
7-9 |
Groei van spierkracht, coördinatie en balans zet zich voort. Kan bewust bewegingen oefenen. Belangstelling voor sporten. Kind wil zijn vaardigheden vergelijken met die van anderen: wedstrijdjes. Jongens en meisjes spelen vaak strikt gescheiden. |
Aanleren en uitbouwen van schoolse vaardigheden: lezen, schrijven, rekenen en later ook wereldoriëntatie. Begin van logisch denken en verbanden leggen Verschillen in leerstijlen worden zichtbaar: de doeners, de denkers, de dromers, de uitvinders en de regelaars. |
Sterk gericht op omgang met leeftijdgenoten: vriendschappen zijn enorm belangrijk, ook voor het gedrag. Identiteitsontwikkeling. Het kind wil „erbij horen‟, en zich geaccepteerd weten, maar is ook bezig met zichzelf te leren kennen (in vergelijking met anderen). Interesse in „regelspel‟, vindt belangrijk te weten „hoe het hoort‟ (en probeert dat ook uit). Het „bij de groep willen horen‟ en de behoefte aan competitie, brengen het risico van pesten met zich mee. |
10-13 |
Veel kracht en goed uithoudingsvermogen. Verschillen tussen motorisch sterkere en zwakkere kinderen worden steeds duidelijker. |
Kan complexere structuren en relaties begrijpen (in taal, en in de werkelijkheid), en leert strategieën toe te passen waarmee het meer en beter kan onthouden. |
Omgang met leeftijdgenoten is van groot belang. Het kind staat ook open voor het leren omgaan met anderen in groepsverband. Ook hier: risico van pestgedrag. |
De belangrijkste beleidsontwikkelingen ten aanzien van culturele diversiteit in het onderwijs richten zich zowel op specifieke problemen en achterstanden van allochtone leerlingen als op brede aandacht voor culturele diversiteit in het onderwijs voor alle leerlingen. In het beleid zijn drie hoofdthema’s te onderscheiden:
- Kansen: bestrijden van onderwijsachterstanden en het streven naar gelijke kansen
- Taal: versterken van moedertaalontwikkeling, maar vooral van ontwikkeling van Nederlands (als tweede taal)
- Cultuur: aandacht voor eigen cultuur, Nederlandse cultuur en culturele diversiteit.