Niveau 1

Bij het beantwoorden van vragen naar wat het nut van groepen is en wat het nut van deel uitmaken van een groep als groepslid is, komen verschillende punten naar voren:

  • Door aan groepen deel te nemen leren we met andere mensen om te gaan, we oefenen ons in sociale vaardigheden;
  • Het sociaal functioneren is een behoefte van de meeste mensen;
  • We hebben andere mensen nodig als identificatiemogelijkheid, om ons zelfbeeld te vormen, en zekerheid en waardering van anderen te krijgen;
  • Er zijn soms in groepsverband doelen te bereiken, die als individu niet gehaald kunnen worden.

Basisvaardigheden bij het omgaan met probleemgedrag[1]

- Complimentjes geven

Zoek positieve kanten bij de leerling. Probeer het vooral met deze positieve kanten te laten werken. Prijs de leerling voor gewenst gedrag. Deel complimentjes uit! Probeer het eens met humor. Neem er eens de tijd voor om goed te kijken naar de leerling waar je mee werkt. Schrijf eens op wat je ziet, vooral ook de goede dingen. Elke leerling doet een heleboel goede dingen waarvoor het een complimentje verdient!
Dus:

  • Let elke keer op de goede, leuke dingen die de leerling doet.
  • Prijs de leerling zodra het iets goed doet.
  • Benoem het goede gedrag en zeg er iets aardigs over.
  • Doe het direct!

- Rust bieden

Biedt een rustpunt (bijv. even op een stoel laten zitten), eventueel apart van de anderen. Haal de leerling uit de situatie. Dit kan ook gebeuren door de leerling even een andere opdracht te geven (iets uitdelen, o.i.d.) of even bij je te nemen. Dit is vooral belangrijk voor de leerling die uit zichzelf niet tot rust komen, die maar bezig blijven, niet stil kunnen zitten. Binnen je instelling kun je misschien een rustpunt creëren door een hoek in te richten met zachte kussens en kleden of een 'relaxhoek' met bijvoorbeeld een oud zacht bankstel of wat zitzakken, lekker om tot rust te komen. Daarnaast kun je natuurlijk een rustpunt maken door een drinkpauze in te lassen in je programma.

- Grenzen stellen

Stel duidelijke regels en grenzen. Maak duidelijk wat niet mag en stel daar eventueel een straf op, zo mogelijk in overleg met de betreffende leerling. Zet de basisregels ook op papier, zo mogelijk met ondersteuning van plaatjes en/of foto's. Je kunt de regels ook in een projectvorm met de leerlingen vastleggen, bijvoorbeeld in stripvorm, in collages, door er zelf 'goede' en 'foute' foto's van te laten maken, e.d.

Als een leerling vervolgens toch over deze grenzen gaat:

  • Straf het dan direct, maar overdrijf de straf niet te lang en niet te vaak want dan wordt het effect steeds minder.
  • Leg duidelijk uit waarom je straft en bespreek de straf na afloop.

- Veel herhalen

Herhaal regelmatig en biedt uitleg in kleine stapjes aan. Introduceer bijvoorbeeld een nieuw spel of nieuwe activiteit niet in zijn geheel, maar leg een paar basisregels uit en voeg daar, als deze worden begrepen, pas regels aan toe. Zo bouw je geleidelijk aan een activiteit of spel op.

- Verduidelijken

Orden de situatie, verduidelijk de situatie. Leg uit wat er gebeurt en waarom (kort). Maak de situatie eventueel overzichtelijk, bijvoorbeeld door de groep kleiner te maken / in tweeën te splitsen, of door het aantal materialen te verminderen. Voor veel leerlingen met gedragsproblemen, is het prettig als ze de situatie kunnen overzien. Ze voelen zich dan bijvoorbeeld beter betrokken bij een activiteit in een kleinere groep. Ben je bezig met een creatieve activiteit, zorg dan bijvoorbeeld dat je kleine groepjes leerlingen (desnoods maar twee, of iemand alleen) aan een tafeltje zet en dat de hoeveelheid materialen die op hun tafeltje ligt niet te groot is.

- Afwisseling bieden

Biedt afwisselende activiteiten. Onderbreek een langer durende activiteit door bijvoorbeeld een drinkpauze in te lassen, of even een kort activiteit waarbij ze even stoom af kunnen blazen. Hierdoor voorkom je dat erg onrustige leerlingen, die snel afgeleid zijn, zich gaan vervelen en dus andere dingen gaan doen zoals plagen of zeuren. Als je doelgroep nog goed bezig is en je wilt niet de hele activiteit voor een of een paar leerlingen onderbreken, dan kun je er ook nog voor kiezen om die leerlingen bijvoorbeeld even een opdracht voor jou te laten doen (en zich nog belangrijk te voelen ook!).

- Verantwoordelijkheden geven

Maak de doelgroep medeverantwoordelijk voor het programma. Geef ze verantwoordelijkheden en taken op hun niveau. Maak een aantal 'klierende' leerlingen bijvoorbeeld verantwoordelijk voor het goede verloop van een activiteit. Maak het probleem van 1 leerling tot dat van de hele groep, bijvoorbeeld een leerling dat niet zo snel is, dit kun je bespreken in de groep en bedenken hoe je dit als groep op kunt lossen...

- Negeren

Negeer negatief gedrag dat is bedoeld om aandacht te vragen. Wanneer je reageert op negatief en aandacht vragend gedrag zal dit het gedrag veelal doen verergeren, omdat je het vervelende gedrag als het ware 'beloond' met aandacht. Probeer dus stoer, schreeuwerig, clownesk en dergelijk gedrag te negeren. Vertel de leerling wel eerst wat het niet mag doen en waarom niet. Dus:

  • Reageer niet op aandacht trekken.
  • Probeer het vol te houden door iets anders te gaan doen.
  • Reageer altijd op gevaarlijk gedrag.

- Onverwacht belangstelling tonen

Geef aandacht aan de leerlingen op een moment dat ze leuk bezig zijn en het niet verwachten. Luister naar wat leerlingen echt zeggen, of wat ze bedoelen te zeggen. Een leerling kan bijvoorbeeld heel dwars zijn, omdat het ergens juist bang voor is. Reageer dan niet op het dwarse gedrag, maar ga in op de angst en zoek daar een oplossing voor. Of ga zomaar eens bij leerlingen zitten die leuk bezig zijn en zeg ze ook dat je het fijn vindt dat ze zo bezig zijn. Geef zoveel mogelijk aandacht aan de leuke dingen die de leerling doet. Doe dit door een aai over de bol, een knipoog, of door belangstelling te tonen. Zeg wat de leerling goed doet, de leerling krijgt hierdoor meer zelfvertrouwen.

- Consequent zijn

Wees voorspelbaar voor de leerlingen. Ze kunnen je dan makkelijker vertrouwen, weten hoe je zal reageren en dat je ze serieus zult nemen. Probeer ook een voorspelbaarheid en vaste regelmaat tijdens het lesgeven te creëren.

 

Jaar 1

Tijdens mijn stage was er een conflict tussen de ene groep 6 en de andere groep 6. Toen hebben we in de klas besproken hoe we dit moesten aanpakken. Er was een boekje aanwezig waarin de aanpak stond van dit soort conflicten, ze doen veel aan mediation. De punten werden rustig met de klas doorgenomen. Om dit soort dingen vaker te bespreken, werd er door de klas gestemd welke 2 leerlingen (een jongen en een meisje) mediator mochten worden. Ze krijgen daarvoor een soort cursus via de school. Ik vond dit een heel belangrijk initiatief die genomen werd door mijn stagementor.

Er waren ook een paar jongetjes uit de andere groep die ‘verliefd’ werden op mij. In het begin was dit nog wel grappig, maar ze werden eigenlijk steeds irritanter. Ze maakten bepaalde opmerkingen of gebaren die ik niet door de beugel vond kunnen. Ik heb er vaak wat van gezegd, maar ik vond het soms wel lastig om te bedenken hoe ik dit het beste op kon lossen. M’n stagementor heeft ook af en toe met ze gesproken, en ik heb ze soms apart bij me gehaald om met ze te praten. Ik vroeg dan aan hen of ze dit bij elke leraar deden, om vervolgens het antwoord nee te horen natuurlijk. Ik wilde ze op dat moment laten inzien dat ik ook een juf ben, en niet ‘alleen maar’ een stagiaire. Ik voelde me er soms wel ongemakkelijk bij. Gelukkig werd het op het laatst minder, maar ik had al met de andere meester besproken dat ik die jongens zich maar ongemakkelijk moest laten voelen door te zeggen dat ze dan de hele dag bij me mochten zitten.

Daarnaast kwamen er vaak leerlingen op het schoolplein naar me toe om te vertellen wat een ander had gedaan bij ze, bijvoorbeeld geslagen. Ik riep dan het andere kind ook bij me om te vragen wat er was gebeurd. Ik zorgde ervoor dat ze het samen uit praatten, niet dat ik dat voor hen moest oplossen. Ik merkte namelijk in het eerste semester al dat dit veel werd gedaan door mijn stagementor. Ik vond dit een veel betere oplossing dan dat ik zelf hun probleem op moet lossen. De leraren op mijn stageschool kregen hier ook heel veel trainingen in. Ik denk dat dat heel belangrijk is, omdat kinderen met elkaar ook beter met elkaar leren communiceren.

In mijn volgende stage wil ik deze punten meenemen. Als leraar ben je een soort bemiddelaar bij conflicten tussen leerlingen, je bent niet degene die dit moet oplossen. Ik denk dat ik vaak wel de goede oplossing heb gebruikt, maar als er echt iets heel ernstigs zou zijn ik nog steeds met een probleem naar mijn stagementor toe zou gaan om het hem/haar op te laten lossen. Ik hoop dat ik op m’n volgende stage minder ‘verliefde’ jongetjes krijg, want het is wel irritant. Als het wel zo is, wil ik dit gelijk vanaf het begin met ze bespreken dat het niet hoort.



[1] https://members.home.nl/de-laak/begeleiden/probleemgedrag.htm