Niveau 2
Jaar 1
Tijdens alle activiteiten in de klas loop ik rond om te helpen met vragen. Bij sommige leerlingen moet je meer helpen dan bij de anderen, dus die geef je wat meer aandacht. De leerlingen vroegen ook vaak dingen aan mij, dus ik heb een goede sfeer gecreëerd in de klas, zodat ze wisten dat ze ook bij mij met vragen terecht konden. Er waren 2 leerlingen waarbij ik altijd moest helpen met rekenen, die vonden dat heel lastig. Ik heb heel veel energie daarin gestoken, en mijn stagementor heeft ook erkend dat ik veel geduld heb met hen.
Ook heb ik bij de entreetoetsen 1 van die leerlingen geholpen. Zij is dusdanig slecht in lezen, dat ik haar de vragen en antwoorden heb voorgelezen bij een vak. Het was best wel lastig om niks voor te zeggen, alleen de vragen en antwoorden voor te leggen. Ik merkte dat zij hierdoor best wel veel vragen wist, maar dat zij normaal niet zoveel kan invullen, omdat zij de vragen en antwoorden niet snel genoeg kan lezen (of eigenlijk kan ontcijferen voor zichzelf).
Ik heb veel spelletjes in de klas gedaan met de leerlingen, om een leuke sfeer te creëren. Ook heb ik op het schoolplein spelletjes gespeeld met de kinderen en ging ik vaak bij ze staan om een praatje te maken. Ik heb ook een verkeersles gegeven waarbij veel interactie was bij de inleiding, en de sfeer daarna heel gezellig was maar dat alle kinderen wel goed aan het werk waren. Ik hielp ze ook goed op weg. Mijn begeleider zei dat dit echt heel belangrijk was en dat ik dit heel goed had gedaan.
Ik ga deze open communicatie met de leerlingen zeker meenemen naar m’n volgende stage. Ik vind het belangrijk dat de sfeer in de klas goed is en dat ik open sta voor de leerlingen zodat zij ook echt naar mij toe durven te komen. Ik denk dat ik in het begin wel wat voorzichtiger was in hoe open ik stond naar de leerlingen, mijn stagementor heeft dat ook in mijn stagebeoordeling[1] gezegd. Als ik me sneller op m’n gemak voel in de klas zelf, dan kan ik sneller open staan voor de leerlingen.